Het ROK op onze school

Hoe kun je aan de slag met het referentiekader voor onderwijskwaliteit (ROK) in je school?

Hoe ziet de structuur van het ROK er uit?

sla link op in klembord

Kopieer

Het referentiekader bevat verschillende hoofdrubrieken. In de rubriek ‘Ontwikkeling’ lees je in vier subrubrieken wat de verwachtingen zijn over het kernproces van de school: 

  • Transparante, harmonische en uitdagende doelen formuleren die overeenkomen met het leerplan (D1 tot D4) 
  • Een kwaliteitsvol en samenhangend onderwijsaanbod in een stimulerende omgeving (V1 tot V4) 
  • Een passende leerlingenbegeleiding (B1 tot B4) 
  • Een brede en onderbouwde feedback, evaluatie en rapportering (O1 tot O4) 
.

Die kernprocessen moeten leiden naar een aantal ‘effecten en resultaten’ te bereiken bij de leerlingen. We onderscheiden drie soorten effecten en resultaten. 

  • Leereffecten: de eindtermen en leerplandoelen (R1), maximale leerwinst (R3) en effecten op langere termijn, zoals persoonsvorming en studiesucces in het vervolgonderwijs (R6) 
  • Welbevinden en betrokkenheid van leerlingen (R2) 
  • En dat met maximale studievoortgang (R4) en met zo weinig mogelijk drempels (R5).

Om die kernprocessen mogelijk te maken, heb je een stevig beleid nodig. Binnen de rubriek ‘beleid’ zijn er kwaliteitsverwachtingen over: 

  • Hoe je beleid maakt (BL1 tot BL6) 
  • Het onderwijskundig beleid (BL7) 
  • Het personeels- en professionaliseringsbeleid (BL8 en BL9) 
  • Het financieel en materieel beleid (BL10 en BL11) 
  • En een beleid rond veiligheid en preventie (BL12)

Ten slotte is het belangrijk dat je niet enkel kwaliteitsvol onderwijs realiseert, maar ook dat je je eigen kwaliteit voortdurend bewaakt, evalueert en probeert te verbeteren. Daarover gaan de kwaliteitsverwachtingen in de rubriek ‘kwaliteitsontwikkeling’ (K1 tot K3).

Geeft het referentiekader ons als school nog vrijheid?

sla link op in klembord

Kopieer

Ja, het referentiekader voor onderwijskwaliteit, ook wel het OK- of ROK-kader genoemd, is een referentiekader dat de minimale gemeenschappelijke verwachtingen van kwaliteitsvol onderwijs uitzet. Alle stakeholders, waaronder Katholiek Onderwijs Vlaanderen, keurden in 2016 het referentiekader voor onderwijskwaliteit goed. Het kader doet geen uitspraak over hoe de verwachtingen gerealiseerd kunnen worden. De identiteit en christelijke inspiratie van je school krijgt vorm in een pedagogisch project. Dat pedagogisch project geeft richting, kleur en inspiratie aan het handelen van de leraren en je schoolwerking.

Het referentiekader voor onderwijskwaliteit is geen kwaliteitsmodel. Het bevat minimale kwaliteitsverwachtingen die stimuleren om een eigen (kwaliteits)beleid te ontwikkelen en een eigen weg uit te stippelen."Bron: Het referentiekader voor onderwijskwaliteit

Is elke kwaliteitsverwachting even belangrijk?

sla link op in klembord

Kopieer

In het decreet staat dat een school aan élk van de 37 kwaliteitsverwachtingen tegemoet moet komen. In principe zijn alle kwaliteitsverwachtingen dus even belangrijk. Maar toch deze nuances:  

  • Alle kwaliteitsverwachtingen staan in het teken van een zo goed mogelijk resultaat bij de leerlingen. De leerlingen staan centraal. Daarom zijn de kwaliteitsverwachtingen in de rubriek ‘resultaten en effecten’ extra belangrijk om in het oog te houden. 
  • Je mag zelf prioriteiten leggen in die 37 kwaliteitsverwachtingen: sommige scholen zetten hard in op een brede en harmonische vorming (D1), andere scholen op gelijke onderwijskansen (B3) of op persoonsvorming en lange-termijn effecten (R6), … En die verschillen zijn prima! Elke school maakt binnen het eigen pedagogische project en de eigen context en input onderbouwde keuzes. Al mag je natuurlijk geen enkele kwaliteitsverwachting negeren! 
  • Ook de onderwijsinspectie kan bepaalde kwaliteitsverwachtingen meer in de kijker plaatsen. Zo vraagt de beleidsnota van Minister Demir dat de onderwijsinspectie specifieke aandacht heeft voor het bereiken van de minimumdoelen (R1), het stellen van hoge verwachtingen (D3), de leerlingenbegeleiding (B1 tot B4), de interne kwaliteitszorg (K1 tot K3) en het HR-beleid (BL8). Daarnaast zien we elk jaar ook veel aandacht in doorlichtingen naar het onderwijskundig beleid van de school (BL7).  

Hoe kun je het referentiekader voor onderwijskwaliteit benutten in je school?

sla link op in klembord

Kopieer

Het referentiekader voor onderwijskwaliteit vormt de basis voor dialoog over onderwijskwaliteit. De onderwijsinspectie baseert zich op het ROK tijdens hun schoolbezoeken en gaan van daaruit met het team in gesprek.

Daarnaast is het ROK ook een prima kapstok voor je interne kwaliteitsontwikkeling. Gebruik ons reflectiemateriaal (zie 'kwaliteitsverwachtingen' en "aan de slag") om vanuit het ROK de eigen kwaliteit bespreekbaar te maken in het team. Check je je kwaliteit ook af aan het ROK? Dan ben je zeker dat je niets uit het oog verliest!

Wat is het verschil tusen ROK en TOK?

sla link op in klembord

Kopieer

Het referentiekader voor onderwijskwaliteit (ROK) is het kader dat met alle partners in het onderwijs (inspectie, onderwijskoepels, directies, leraren, …) samen werd ontwikkeld in 2016. Het ROK is dus ‘van iedereen’. Om controle op onderwijskwaliteit mogelijk te maken, ontwikkelde de onderwijsinspectie een ‘toezichtkader onderwijskwaliteit’ (TOK). Het TOK is dus wel ‘van de inspectie’. Maar het TOK is volledig gebaseerd op het ROK – de inspectie mag enkel zaken uit het ROK opnemen in haar eigen kader.

Het TOK bestaat onder meer uit ontwikkelingsschalen die je vindt op de website van de onderwijsinspectie. Let wel: deze ontwikkelingsschalen zijn erg dynamisch: elk jaar veranderen er wel een paar van inhoud, verdwijnen er enkele en komen er andere ontwikkelingsschalen bij. Daarom is het TOK niet zo’n handig instrument voor je eigen kwaliteitszorg – daarvoor gebruik je dus beter het ROK.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio
Kan ik je helpen?