De leraar toont foto’s van het werk van Pierre Alechinsky. Ze geeft randinfo over deze Belgische kunstschilder. De leraar stelt vragen bij de getoonde werken:

• Wat valt er jullie op?
• Met welk materiaal denk je dat er gewerkt wordt? (A. was geboeid door de Chinese en Japanse schilderkunst. Men werkt er veel met inkt en een pen – kalligrafie – inktpot)
• Welke vormen herken je? Wat zou dit kunnen zijn? Zijn de cirkels getekend, geschilderd? (afdruk)
• Welke figuren herken je nog? ( rare wezens, vormpjes, veel lijnen, veel fantasie )
• Welke kleuren worden er gebruikt?

De leerlingen komen tot het besluit dat Alechinsky onder andere werkt met een afdruk van een (stuk) riooldeksel. Hij werkt vaak met Chinese inkt/ecoline waarbij hij vaak kleine figuurtjes herhaalt. De leraar voegt eraan toe dat Alechinsky ‘surrealistisch’ werkt.

De leerlingen experimenteren met zwarte ecoline en gebruiken hiervoor een stuk bamboestok als penseel. De bamboestok wordt vandaag jullie penseel (verwijs even naar vroeger: inktpot, pennetje, doppen en schrijven). Deze stok is schuin afgesneden. Je schrijft met het puntje.

• Doppen in ecoline en trekken van een lijn op een kladblad (kijken hoe lang ze kunnen tekenen alvorens de ecoline aan hun bamboe op is) - gebogen lijn.
• Eerste letter van hun voornaam schrijven.
• Zoeken naar eenvoudig figuurtje dat ze gemakkelijk een vijftal keer kunnen herhalen. Het figuurtje moet je kunnen verkleinen, vergroten, van richting veranderen, links, rechts (uittesten).

De leerlingen proberen een afdruk te maken met behulp van houtskool: de leerlingen krijgen een kladblad en stuk houtskool. Ze gaan buiten (speelplaats) op zoek naar een riooldeksel en proberen een afdruk te maken van een stuk van een riooldeksen.
Ze leggen hiervoor hun houtskool plat! Niet te hard drukken.

De leerlingen krijgen een groot wit A3-blad. Ze mogen kiezen in welke richting ze dit blad gebruiken. Ze mogen rechtstaan tijdens dit onderdeel van de les.
 

1. De leerlingen maken eerst een afdruk van een stuk van een riooldeksel. Ze bepalen zelf de plaats op hun blad. Deze afdruk mag wel niet groter zijn dan hun handpalm!
2. Ze tekenen met ecoline en bamboestok een kader op hun blad. Deze tekening mag met rechte lijnen, gebogen lijnen, groot, klein, … zijn. De afdruk moet niet in de kader staan maar dat mag.
3. Lln starten met het herhalen van hun gekozen figuurtje. Deze figuur moet verkleind en vergroot worden, ze moeten het ook van richting l. veranderen. Ze kiezen ervoor om enkel binnen of buiten de kader te tekenen. De figuurtjes moeten goed op elkaar aansluiten. Wanneer ze toch buiten (en binnen) hun kader verdergaan met de herhaling van hun figuur dan MOET het blad vol staan!
4. De leerlingen leggen nadien nog hier en daar een accent met gekleurde ecoline. Ze schilderen met gewone penselen enkele figuurtjes. Ze kiezen er zelf voor hoeveel figuurtjes ze inkleuren en hoeveel verschillende kleuren ze hiervoor gebruiken.
5.  De leerlingen laten hun werk opdrogen. Ze wassen ondertussen hun borstels uit en ruimen hun werkplek op.
6. De leerlingen fixeren hun afdruk van het riooldeksel. Ze doen dit door middel van haarlak ( buiten, met hulp van juf).

• Tussentijds reflecteren, het muzisch proces begeleiden in functie van de doelen, zelf als leraar muzisch durven zijn, openstaan voor inbreng kinderen, kansen creëren om persoonlijk en origineel te zijn: geen namaakmodel, veel ruimte voor persoonlijke creativiteit, zorgen voor een veilige en prettige sfeer. 
• De leerlingen begeleiden in het zoeken naar hun figuurtje, in het afdrukken van hun riooldeksel, helpen bij het fixeren …
• De leerlingen positief aanmoedigen. 

• Becommentariëren in functie van de doelen.
• De leerlingen leggen hun gefixeerde werk op hun eigen bank en lopen door de klas om de werken van de anderen te bekijken.

Kranten (om banken af te dekken) – zwarte ecoline – bamboestokken (ong 20 cm – schuin afgesneden) – potjes – kladpapier – houtskool – foto’s Alechinsky – wit A3 papier – gekleurde ecoline – verfborstel - haarlak – vodjes – slecht T-shirt

De leerlingen gaan zitten. De leraar stelt volgende vragen:

• Wat ging er vlot?
• Wat ging er moeizaam? Waar liep je op vast?
• Vond je gemakkelijk een figuurtje?
• Was het tekenen met de bamboestok eenvoudig?
• Wat vind je van je eigen resultaat?
• Wat valt er je op bij de andere werken?

De leraar evalueert het doelgericht werken van de leerlingen tijdens deze les. Ze geeft commentaar op de houding, de gedrevenheid, het opruimen, de evaluatie … Ze wijst er nog eens op dat de lln nu een surrealistisch werk gemaakt hebben.